o., het streven naar een unie. De katholiek-liberale coalitie, die in 1828 in België ontstond uit de gemeenschappelijke oppositie tegen de politiek van koning Willem I staat bekend als unionisme en heeft het politieke leven van België beheerst vanaf de onafhankelijkheid in 1830 tot in 1839, toen het Verdrag der XXIV Artikelen werd aanvaard.
Daarna traden de politieke tegenstellingen in het binnenland duidelijker op de voorgrond.De liberalen waren verontrust over de groeiende invloed van de katholieken. Dat het unionisme zich na 1839 nog enige jaren overleefde, was in de eerste plaats te danken aan Leopold I, die het unionisme het meest geschikt achtte om de invloed van de monarchie te doen gelden. Het Liberaal Congres van 1846, dat aan de basis van de stichting van de Liberale Partij (1847) lag, betekende de genadeslag voor het unionisme. De regering-De Decker (1855—57) was de laatste regering van unionistische strekking.