(luidde uit, heeft uitgeluid),
1. met gelui begeleiden: iemand de kerkklok luiden terwijl zijn lijk ten grave wordt gedragen; (fig.) iemands verdiensten en loopbaan in de krant (enz.) bespreken (bij zijn dood of vertrek);
2. (door klokgelui) het einde aankondigen van: het oudejaar uitluiden.