(gaf uit, heeft uitgegeven),
1. besteden: geld uitgeven; verstrekken: onderdelen uitgeven uiteen magazijn; het wachtwoord uitgeven, zeggen, mededelen;
2. op de markt brengen: aandelen uitgeven, in omloop brengen: postzegels uitgeven;
3. in druk geven of bezorgen (zowel van de schrijver gezegd als van degeen die diens werk laat drukken).