(het accent wisselt), bn. en bw. (-er, -st),
1. aan twijfel onderhevig: de overwinning was twijfelach'tig, onzeker; een twij'felachtig geval, ten aanzien waarvan een beslissing moeilijk is;
2. ongunstig tenderend: de twijfelachtige naam van dit bedrijf, enigszins louche;
3. (van verschijnselen) zwak, flauw, onduidelijk.