Zuidamerikaanse Indianen in het grensgebied van Brazilië, Colombia en Peru. De Tukuna leven van de verbouw van maïs, maniok en yam, en van de visvangst.
Zij bakken potten, kennen vlechtwerk, maar weven niet. Hun paalwoningen staan langs de rivieren. De sociale organisatie omvat exogame matrilineaire clans en moieties. Centraal staat de initiatie van de meisjes, waarbij het hoofdhaar wordt uitgetrokken; de aangroei symboliseert de groei van de nieuwe volwassene. Bij de initiatiefeesten worden dieren demonenmaskers gebruikt. De sjamaan is een belangrijke figuur. Van hun taal is geen enkele verwantschap met de omringende talen aangetoond.
LITT. C.Nimuendajú, The Tukuna (1952).