Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tuinstad

betekenis & definitie

[Eng. garden city], m. (-steden), aanduiding voor steden of afzonderlijk gelegen grote stadsgedeelten, waarvoor men bij de bouw bewust is uitgegaan van een tuinachtige, open en wijde aanleg. De tuinstad kenmerkt zich door relatief veel laagbouw, veel bomen, bloemen, plantsoenen en parken; men spreekt van tuinwijken en tuindorpen bij kleinere, niet-zelfstandige verbanden.

Het begrip tuinstad werd gelanceerd door E.Howard, in zijn boek: To-morrow; a peaceful path to real reform (1898; herz. uitg. onder de titel Garden cities of tomorrow, 1946), in reactie op het verstikkende milieu van de grote Engelse steden.Howard ontwierp een model voor een stad waarvan de omvang (32000 inw. voor stad en omgeving, 58000 inw. voor de centrale stad van een groep van steden) een volledig sociaal leven mogelijk moest maken, maar niet groter mocht zijn dan voor dit doel noodzakelijk; de tuinstad moest gelegen zijn in een ruim landelijk gebied; de grond zou in handen zijn van de overheid of gemeenschappelijk beheerd moeten worden.In 1903-04 werd op basis van Howards idee de eerste tuinstad gesticht in de buurt van Londen (Letchworth), later volgden o.a. Bourneville (bij Birmingham) en Hampstead (noordwestelijk district van Londen). In de oorspronkelijke concepten werden in de loop van de tijd veel wijzigingen aangebracht. Het een en ander leidde in 1946 tot de New Towns Act (new towns).

LITT. F.J.Osborn en A.Whittick, The new towns (1963).

< >