o. (-lomen), een duidelijk begrensde, gezwelachtige massa, die echter geen gezwel is, maar een verkazende tuberculosehaard.
tuberculose [Lat. tuberculum, knobbeltje], v., (vroeger: tering; afgekort tot TBC of TB) een infectieziekte, veroorzaakt door de tuberkelbacterie.
Verreweg de meeste gevallen van tuberculose treden in de jeugd op en ontstaan door inademing van tuberkelbacteriën, zodat de primaire haard zich in de longen bevindt. Vele infecties verlopen na de eerste besmetting symptoomloos of met slechts vage algemene ziekteverschijnselen. In vele gevallen geneest de primaire haard geheel, maar er bestaat ook kans op voortschrijdende long-TB, of uitzaaiing via de lymfbaan naar de lymfknopen, of via de bloedbaan naar andere organen. In andere gevallen blijven de tuberkelbacteriën in de primaire haard ‘sluimeren’ en leiden later tot manifeste long-TB of tot het ontstaan van tuberculeuze haarden (secundaire TB) elders in het lichaam. Vele invloeden doen de vatbaarheid voor TB (m.n. de long-TB) toenemen, zoals ondervoeding, slechte leefomstandigheden, suikerziekte, bepaalde chronische longaandoeningen zoals silicose. Ook stress-situaties kunnen een rol spelen.
Langdurige behandeling met corticosteroïden kan tuberculose activeren. De anatomische veranderingen door de aanwezigheid van tuberkelbacteriën zijn in alle organen van gelijke aard. Lokaal ziet men geactiveerde bindweefselcellen, die zich sterk vermeerderen en een dikke wal vormen om het gebied waar de bacteriën liggen (de tuberkels). Typerend zijn hierin de reuscellen van Langhans, gezwollen bindweefselcellen, die zeer groot kunnen worden, en meerdere kernen bevatten. Gaat de ontsteking met veel vochtvorming gepaard, dan spreekt men van een exsudatieve TB. In andere gevallen begint in het centrum van de tuberkels een proces van degeneratie (verkazing), waarbij dicht opeen gelegen tuberkels samenvloeien tot één grote kaashaard. Staat bindweefselvorming op de voorgrond, dan spreekt men van produktieve TB.
Bij long-TB kan het verkazingsproces leiden tot het ontstaan van holten. Hierbij worden meestal vrij grote hoeveelheden tuberkelbacteriën opgehoest. Het is dan ook deze vorm van TB die de meeste nieuwe besmettingen veroorzaakt (‘open TB’). Long-TB kan lang verborgen blijven, en slechts gekenmerkt zijn door algemene klachten en temperatuurverhoging, maar kan soms lijken op een acute longontsteking. Bloedspuwingen worden nog maar zelden gezien.
Voor de diagnose van long-TB is een röntgenfoto van de borstkas van groot belang, vooral om de aard en de uitgebreidheid van de longafwijking vast te stellen. Soms kunnen bronchografie en bronchoscopie nadere informatie verschaffen. Verder dient het sputum of de inhoud van de nuchtere maag onderzocht te worden op tuberkelbacteriën. De identificatie van deze bacterie via een kweekproef is echter pas na 6—8 weken gegarandeerd zeker. Een belangrijk hulpmiddel bij de diagnostiek van TB is de reactie op tuberculine.
Andere vormen van TB kunnen optreden als gevolg van de verspreiding van tuberkelbacteriën vanuit de primaire haard via de lymfvaten of de bloedbaan. Bij kinderen en jonge volwassenen is het meest gevreesd het optreden van miliaire TB, waarbij behalve in de longen in allerlei organen tuberculeuze haardjes optreden; m.n. kunnen ook de hersenvliezen worden aangedaan (meningitis tuberculosa). Op latere leeftijd kan deze orgaan-TB zich o.a. voordoen in nieren, botten en geslachtsorganen. In het laatste geval ontstaat bij de vrouw vrijwel altijd steriliteit door afsluiting van de eileiders. Al deze complicaties treden in Nederland en België nauwelijks meer op.
Therapie. Tuberculose is een ziekte die met de thans ter beschikking staande geneesmiddelen goed te behandelen is. In verreweg de meeste gevallen kan volstaan worden met een ambulante behandeling; een sanatoriumkuur wordt zelden meer toegepast. Wel moet de behandeling met antibiotica (rifampicine, streptomycine) en chemotherapeutica (ethambutol, isoniazide) langdurig worden voortgezet, veelal in een combinatie van twee of drie geneesmiddelen (om het ontstaan van resistente tuberculosebacteriën te voorkomen). Chirurgische behandeling bestaat uit het wegnemen van aangedane longdelen.
Het bewijs dat TB een besmettelijke ziekte is, werd geleverd door Robert Koch (1843-1910), die in 1882 de tuberkelbacterie (Mycobacterium) ontdekte. De sterfte aan TB is in de westerse wereld de laatste decennia aanzienlijk afgenomen: de sterfte bedroeg in het begin van de 20e eeuw in Nederland nog 200 per 100000 inw., thans schommelt het officiële Ned. sterftecijfer rond 1,5 per 100000. In de Derde-Wereldlanden is de sterfte veel hoger. De TB-bestrijding is in Nederland vooral in handen van districtconsultatiebureaus. De mens kan behalve via de luchtwegen ook via het maagdarmkanaal worden besmet, b.v. door het nuttigen van ongekookte melk afkomstig van tuberculeus vee. Thans is deze wijze van besmetting praktisch uitgeschakeld, aangezien de Ned. en Belg. veestapel sinds 1956 TB-vrij is.
In zeer zeldzame gevallen kan de bacterie de huid binnendringen en aanleiding geven tot huid-TB (lupus vulgaris). Ook deze vorm van TB komt in Nederland en België praktisch niet meer voor.
LITT. M.A.Bleiker e.a., Leerboek der tuberculosebestrijding (12e dr. 1977).