Chinese prov. aan de Oostchinese Zee, 103000 km2, 31,5 mln. inw. Hoofdstad: Hangtsjow.
Noord-Tsjetjiang behoort tot de Beneden-Jangtsevlakte, Zuid-Tsjetjiang is een deel van het Zuidchinese bergland. Landbouw is het hoofdmiddel van bestaan: rijst, tarwe, katoen, thee en suikerriet. Belangrijk is de visserij aan de diep ingesneden kust, vooral op de Tsoesan Archipel. De bodem bevat aluminium en ijzererts, steenkool en antimoon. De industrialisatie wordt bevorderd door vier stuwdammen met hydro-elektrische centrales. Tsjetjiang is een van de dichtstbevolkte prov. van China.
De grootste steden liggen in de kustvlakten. tsjetniksm. (mv.),
1. Servische guerrillastrijders onder de Turkse overheersing;
2. (Joegoslavië) de semi-militaire Servische eenheden die koning Alexander I in 1929 oprichtte;
3. (1940—45) de Servische verzetsstrijders tegen de Duitse bezetting, Groot-Servisch georiënteerd, tegenstanders van de communistische partizanen.