v./m. (mv.), (ook: blaaspotigen, franjevleugeligen), Thysanoptera, een orde van kleine insekten (tot 10 mm lang), gekenmerkt o.a. doordat zij aan de uiteinden van de poten een hechtkussentje dragen; in Nederland en België met een 60-tal soorten vertegenwoordigd.
Het hechtkussentje (arolium) aan de poten van tripsen is een blaasvormige uitstulping die in verbinding staat met een klier. Deze scheidt een vocht af waarmee de dieren zich vasthouden. Tripsen hebben zuigende monddelen en zeer smalle, vliezige vleugels, langs de rand voorzien van een lange franje van haren. In veel gevallen zijn de vleugels gereduceerd of ontbreken zij. Op warme zomerdagen kunnen tripsen in grote aantallen de mens lastig vallen. Zetten zij zich op de huid neer, dan veroorzaken zij een onaangename jeuk (donderbeestjes, onweersbeestjes). Vele soorten zijn schadelijk op planten, en zijn vaak op bepaalde plantesoorten gespecialiseerd: b.v. anjer-, gladiole-, graan-, kas-, pere-en tabaktrips.