[Gr.], v. (-n), een elektronenbuis met drie elektroden: gloeikathode, anode en rooster.
Met een triode kan versterking van elektrische signalen plaatsvinden. De onderlinge afhankelijkheid van stromen en spanningen wordt weergegeven in de zgn. buiskarakteristieken. Hieruit blijkt (afb.) dat Ia verandert als Ug verandert. Deze stroom zal door een in de anodeleiding aangebrachte weerstand een spanningsverandering opleveren die groter is (tot ca. 100 x) dan die van Ug. Doordat deze spanningsverandering op zichzelf de anodestroom beïnvloedt, moet met deze zgn. terugwerking bij de berekening van de versterkingsfactor rekening worden gehouden (wet van Barkhausen). Het rooster trekt voor negatieve spanningen ten opzichte van de kathode zeer weinig stroom zodat astronomische vermogensversterking optreedt (bij lage frequenties). De karakteristieken zijn nietlineair. elektronenbuis.