plantengeslacht uit de familie Papilionaceae, met ca. 70 soorten eenjarige, kruidachtige planten, de zgn. hoornklavers, dat vooral rond de Middellandse Zee te vinden is. Zaden in twee rijen.
In de Benelux hier en daar (ingevoerd) aan te treffen b.v. Trigonella foenum-graecum, fenegriek (uit Zuid-Azië ingeburgerd), met alleenstaande (of gepaarde) witachtige bloempjes in de bovenste bladoksels en een harige kelk. Peul omhooggericht, kaal, 7—10 cm lang en versmald in een 3—5 cm lange spitse snavel. De zaden bevatten cumarien (geneesmiddel). T. caerulea, zevengetijdenklaver (blauwe bloemhoofdjes, tot 1 m hoog), wordt in Zuid-Europa als veevoer gekweekt en aan kaas toegevoegd (zaden als kruiderij, ‘groene kaas’),