v. (-s), driehoeksmeting ten behoeve van karteringsdoeleinden.
Bij triangulatie wordt de grootte van de hoeken bepaald door hoekmeting. Kent men de lengte van een van de driehoekszijden, dan kan men de lengte van alle andere zijden van het net bepalen. Men kan dan een coördinatenstelsel aannemen en de coördinaten van de driehoekspunten ten opzichte daarvan berekenen. Als grondslag van een topografische of kadastrale opmeting van een land is het nodig de juiste ligging van een groot aantal punten te kennen. De punten van het hoofddriehoeksnet vormen hiervoor de eerste trap. Zij worden gekozen op afstanden van tenminste enkele tientallen kilometers.
De hoeken in het net worden nauwkeurig gemeten. De moderne methoden van de afstandmeting maken het steeds meer mogelijk de lengte van een driehoekszijde langs directe weg te meten. Daar waar dit niet mogelijk is past men de methode van de basismeting toe. In uitgestrekte netten wordt gewoonlijk meer dan één basis gemeten, ter controle en ter verbetering. Een land van geringe uitgestrektheid, zoals Nederland of België, kan in zijn geheel door één hoofddriehoeksnet worden overdekt. Bij een groot land brengt men vaak een aantal driehoekskettingen aan.