(1545-64), 19e oecumenisch concilie, gehouden te Trento. Begonnen als hervormingsconcilie, voortgezet als antwoord op de Reformatie en voltooid als typisch rooms-katholiek concilie, behoort het Concilie van Trente tot de langdurigste en meest omstreden kerkvergaderingen uit de geschiedenis.
Nadat paus Paulus III enkele malen tevergeefs had geprobeerd een algemene kerkvergadering bijeen te roepen, publiceerde hij in 1544 een nieuwe convocatiebul. Het oorspronkelijke doel van het concilie was drievoudig:
1. verzoening tussen katholieken en protestanten;
2. hervorming van de christenheid;
3. bevrijding van christenen van de Turkse heerschappij.
1e periode (1545—47). Het concilie zou voornamelijk dogmatische en disciplinaire problemen behandelen, in verband met de verbreiding van de Reformatie en het herstel van de kerkelijke tucht. Het debat over de bronnen van de openbaring leidde tot twee decreten: het eerste omschreef de canon van de H. Schrift en bepaalde dat de apostolische overleveringen met dezelfde piëteit en eerbied als de Schrift moeten worden aanvaard; het tweede verklaarde de Vulgata ‘authentiek’ (d.w.z. toereikend voor dogmatische bewijsvoering). Vervolgens werden decreten aanvaard over de erfzonde, de rechtvaardigmaking, de sacramenten in het algemeen en het doopsel en vormsel in het bijzonder. Tegelijkertijd werd een reeks hervormingsdecreten aangenomen betreffende: het recht van bisschoppelijk toezicht op de predikers, de residentieplicht, het cumuleren van bisdommen. Door de Schmalkaldische Oorlog in Duitsland en het uitbreken van een epidemie in Trento, werd het concilie naar Bologna verplaatst en vervolgens geschorst (1547).
2e periode (1551—52). Paus Julius III riep het concilie opnieuw bijeen te Trento. Dogmatische decreten over de eucharistie, de boetvaardigheid en de ziekenzalving werden aangenomen, samen met hervormingsmaatregelen die een aantal plichten en bevoegdheden van de bisschoppen omschreven. We-
gens politieke moeilijkheden werd het concilie opgeschort.
3e periode (1562—63). Wegens de successen van het calvinisme in Frankrijk riep paus Pius IV het concilie andermaal bijeen. De dogmatische decreten over de communie en de mis werden aanvaard. Ten gevolge van meningsverschillen over de verhouding tussen de pauselijke en bisschoppelijke macht dreigde het concilie daarna vast te lopen, maar dank zij kardinaal-legaat G.Morone werd het tot een einde gebracht. In de 23e zitting werd het decreet over het sacrament van het priesterschap aanvaard en werd de oprichting van bisschoppelijke seminaries voorgeschreven. Kort nadien legde Morone aan het concilie een groot hervormingsprogramma voor, dat, samen met de dogmatische decreten over het huwelijk, het vagevuur, de beeldenen relikwieënverering en de aflaten, werd aangenomen. De decreten van het concilie, dat tijdens de 25e zitting werd gesloten, werden 26.1.1564 door Pius IV bekrachtigd.
In de laatste zittingsperiode is het hervormingskarakter van het concilie duidelijk geworden. Men mag Trente niet zonder meer en exclusief als antiprotestants beschouwen. Het concilie bracht theologische klaarheid in veel middeleeuwse onduidelijkheid en betekende de definitieve doorbraak van het streven naar vernieuwing binnen de RoomsKatholieke Kerk (Contrareformatie).
LITT. H.Jedin, Gesch. des Konzils von Trient (1951 vgl.); G.Schreiber, Das Weltkonzil von Trient, sein Werden und Wirken (2 dln. 1951).