v. (-en), (ook: rits, ritssluiting), buigzame sluiting om de zijden van een langgerekte opening tegen elkaar te houden.
Een treksluiting bezit twee bevestigingsstroken (gewoonlijk voor naaien). Aan de randen waarmee ze tegen elkaar sluiten is
1. een rij Iepelvormige koppelstukjes aangebracht;
2. een spiraal;
3. een railvormig profiel;
4. een laagje materiaal voorzien van haakvormige uitsteekseltjes.
Wordt een glijstukje tussen beide stroken door getrokken in de ene (dan wel de andere) richting, dan sluit (dan wel opent) de verbinding. Tijdens het sluiten grijpen resp. de koppelstukjes, de spiraalwindingen om en om van elke zijde in elkaar, worden de rillen in elkaar gedrukt of verstrengelen de haakjes in elkaar. De twee stroken zijn veelal aan één einde vastverbonden, maar kunnen bij de deelbare treksluiting losgemaakt worden.
LITT. H.Nägel, 100 Jahre Reissverschluss (1975).
