m./v. (mv.), Dorylinae, een onderfamilie van insekten, behorend tot de familie mieren, 200 soorten omvattend, die alle een trekkende levenswijze hebben.
De trekmieren komen voornamelijk in de tropen voor. Vele soorten zijn gevreesd, m.n. de Zuiden Middenamerikaanse Ecitonen de Afrikaanse Anommaen Dorglus-soorten. De werksters zijn blind of zien slecht en zijn vleugelloos; de mannetjes zijn gevleugeld. De mieren leven afwisselend in rust of trekkend. Op hun trektochten treden zij zeer verwoestend op en vallen alles aan wat beweegt. Ecifon-soorten beperken zich tot het jagen op insekten en spinnen, en kunnen hele wespennesten leegroven; de Afrikaanse soorten doden ook grotere dieren . Komt er een leger trekmieren (tot 1,5 mln. individuen) aan, dan moeten de Afrikaanse boeren zichzelf en hun vee in veiligheid brengen.
Bij Eciton komen nagenoeg gelijktijdig ca. 200000 larven uit (een legsel van enkele dagen!). De acute voedselnood luidt een nieuwe trekperiode in. Bij andere soorten, waarbij de koningin voortdurend eieren legt, treedt de trek veel onregelmatiger op.