Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Trappist, monnik

betekenis & definitie

m., (-en), monnik van de r.k. orde van de cisterciënzers van de strenge observantie (Lat. Ordo Cisterciensium Reformatorum, OCR, of Ordo Cisterciensium Strictioris Observantiae, oeso).

De trappisten zijn genoemd naar de in 1140 gestichte abdij Notre-Dame de la Trappe te Soligny (Orne), waar Armand Jean le Bouthillier de Rancé, abt van 1664—95, een strenge hervorming invoerde. De Rancé was jansenistisch georiënteerd en in zijn Règlements de La Trappe (kerkelijk goedgekeurd in 1678 en in 1705) voegde hij aan de hervormde observantie nog strengere praktijken toe. In een hermetische afsluiting van de wereld werd een strenge lactovegetarische leefwijze voorgeschreven. De Rancé accentueerde boete en uitwendige vernederingspraktijken, voerde langdurige handenarbeid in en achtte theologische studie een belemmering voor de beschouwing. Enkele aldus hervormde cisterciënzercongregaties (La Trappe, Sept-Fons, Westmalle) sloten zich in 1892 aaneen tot de zelfstandige orde van de hervormde cisterciënzers (trappisten). Vanuit Westmalle werden abdijen in Nederland en België gesticht.

De trappisten hebben in Nederland zes kloosters: Tilburg, Tegelen, Zundert, Diepenveen, Echt en Achel (deels op Belg. grondgebied), met missieabdijen in Indonesië en Kenia; In België vijf: Westmalle, Chimay, Orval, Rochefort, Westvleteren, met missieabdijen in Zaïre. De gehele orde heeft ca. 80 abdijen, met ca. 3000 leden.

De vrouwelijke tak, trappistinnen, heeft zich gevormd uit de cisterciënzerinnen die tijdens de Franse Revolutie naar Zwitserland uitweken. Zij namen ook de hervorming van La Trappe aan. Zij hebben 40 kloosters met ca. 1500 leden. In Nederland hebben zij een klooster te Berkel-Enschot, in België te Brecht, Gilly, Chimay, Bouillon en Hasselt. Zij hebben ook kloosters gesticht in de VS.

LITT. Th. Rongen, De roep van de stilte (1947); T.Merton, Louteringsberg (1949); J.Lekai en A. Schneider, Gesch. und Wirken der weissen Mönche (1958); F.van der Meer, Atlas de l’ordre cist.

(1965).

< >