v./m. (mv.), (ook: trapganzen, trapvogels) Otididae, een vogelfamilie, behorend tot de orde kraanvogelachtigen, met 24 soorten vertegen-
woordigd in Eurazië, Afrika en Australië.
De trappen lijken veel op grieten. De snavel is even lang of korter dan de kop. De voeten zijn hoog en fors; de tenen zijn kort; er is geen achterteen. De vleugels zijn groot en breed; de afgeronde staart is niet lang. De mannetjes hebben dikwijls eigenaardige pronkveren aan hals en keel. Veelal zijn het steppebewoners.
In Nederland en België komt ’s winters nu en dan de grote trap, Otis tarda, voor. De lengte bedraagt ca. 1 m; de hennen zijn kleiner. Deze soort komt voor op het Iberisch Schiereiland en Oost-Europa, oostwaarts tot OostAzië. Het voedsel is plantaardig. Kan in grote troepen voorkomen. In Europa broedt bovendien de kleine trap, Tetrax tetrax (in Nederland en België een dwaalgast).
LITT. W.Gewalt, Die Grosstrappe (1959).