[Lat.], v. (-s),
1. gedaanteverandering, omzetting, overbrenging in een andere vorm; (genetica) genetische transformatie; (toneel) het overgaan van de ene in een andere rol;
2. omzetting van energie in een andere vorm.
In de algebra verstaat men onder een transformatie de omzetting van een uitdrukking door het vervangen van de veranderlijke(n) door een functie(s) van andere veranderlijke(n). B.v. de integraal ƒ sin x cos x dx gaat door de transformatie y = sin x over in ƒ y dy. Een transformatie waarbij de veranderlijke vervangen wordt door een gebroken lineaire vorm van een andere veranderlijke heet lineair.
In de meetkunde spreekt men van een transformatie wanneer aan alle elementen van een figuur op een bepaalde wijze elementen van een andere figuur zijn toegevoegd. B.v.:
1. spiegeling ten opzichte van een lijn;
2. translatie over een vector;
3. rotatie ten opzichte van een bepaald punt over een zekere hoek.