v. (-en), het toveren, het aanwenden van een bovennatuurlijke kracht, door middel van speciale technieken, vaak met het doel iemand kwaad te berokkenen.
Het geloof in de mogelijkheden van toverij bestaat in vele niet-westerse samenlevingen, zij het in sommige veel sterker dan in andere. Omdat het doel van toverij bij niet-westerse volken altijd kwaadaardig is, wordt wel gesproken van zwarte magie (magie). In dit opzicht is toverij te vergelijken met hekserij, met dit verschil dat hekserij meestal onbewust plaatsvindt. In vele niet-westerse samenlevingen schrijft men ongeluk, ziekte, tegenslag en sterfgeval toe aan toverij of hekserij. Er zijn dan ook speciale methoden om de tovenaar of heks die dit heeft veroorzaakt te identificeren.
LITT. B.Malinowski, Crime and custom in savage society (1926); D.Delobson, Les secrets des sorciers noirs (1934); S.Anglo, The damned art, essays on the lit.of witchcraft (1977).