[Fr. totaliser, samenstellen], m. (-s),
1. in het algemeen elke machine die totalen berekent of registreert;
2. m.n. een bij wedrennen gebruikte inrichting die aangeeft hoeveel inzetten en tot welk bedrag er bij een bepaalde ren gedaan zijn, om het totaal van het op de winner gezette bedrag onder de wedders te kunnen verdelen;
3. (meestal kortweg: toto), systeem van wedden, waarbij de deelnemer de uitslag van een vaststaand aantal wedstrijden tracht te raden.
Bij de totalisator krijgen de winnaars een bedrag uitbetaald dat afhangt van de totaal ingezette bedragen en het aantal winnaars.
Er bestaan in Nederland en België totalisators in de paardesport en bij voetbal. Bij de paardesport onderscheidt men: winweddenschappen (bepaald paard als winnaar); covercalweddenschappen (bepaald paard als tweede geplaatste); plaatsweddenschappen (bepaald paard een van de twee of drie hoogste plaatsen); koppelweddenschappen (o.a. de gekozen paarden zijn winnaar en tweede geplaatste). De inzet bedraagt in Nederland f 1-10. Bij voetbal is de totalisator een soort kansspel waarbij geraden moet worden of de wedstrijden (in totaal 13 stuks) vermeld op het totoformulier, zullen eindigen in een overwinning of nederlaag van de thuisclub, dan wel in een gelijk spel. In Nederland vond de eerste officiële toto in 1957 plaats. In 1968 werd in principe een onbeperkte hoofdprijs ingevoerd.
Aangelegenheden betreffende de voetbaltoto worden in Nederland behartigd door de Stichting Ned. Sporttotalisator. De winst komt ten goede aan de sport en de lichamelijke opvoeding, zoals de aanleg van sportterreinen en -lokaliteiten, m.n. sporthallen. Sinds het invoeren van de wekelijkse lotto (1970) heeft de toto aan populariteit ingeboet. Weddenschappen op sportuitslagen vallen in België onder de wet van 26.6.1963 en het KB van 3.3.1964.