[Lat.], v.,
1. wringing(e);
2. gewrongen, gedraaide vorm: (wiskunde) de torsie van een ruimtekromme.
Torsie is een deformatie gepaard gaande met draaiing van de volume-elementen zonder dat het volume verandert. Bij torsie van een staaf met cirkelvormige doorsnede ondergaan de deeltjes uitwijkingen langs cirkels gelegen in onderling evenwijdige vlakken. De middelpunten van deze cirkels liggen op een rechte lijn, de torsieas, die loodrecht op deze vlakken staat. In één van deze vlakken blijven de deeltjes in de evenwichtsstand. In de andere loodrechte vlakken is de uitwijking evenredig met de afstand tot de torsieas en ook met de afstand tot het evenwichtsvlak. Bij torsie heeft onderlinge afschuiving plaats, waarvan schuifspanningen het gevolg zijn.
Het torderend koppel M, dat nodig is om een cirkelcilinder over een zekere hoek Θ te wringen, is evenredig met die hoek, met de 4e macht van de straal r van de cilinder en omgekeerd evenredig met zijn lengte /. In formule: Mt = 𝝿/2SG r4Θ/l (g is de glijdingsmodulus van het materiaal).