[Mexicaans: Tolteci, zij die stammen uit Tollan], het volk dat tussen de 6e -12e eeuw in Midden-Amerika heerste. De Tolteken behoorden tot de Nahua(tlaca).
Volgens de door de Azteken (die oorspronkelijk een van de 20 stammen van het Tolteekse rijk vormden) opgetekende geschiedenis, waren zij de brengers van de hoge Mexicaanse beschaving. De Azteken bezigden het woord toltecatl om een groot bouwmeester, een goed kunstenaar aan te duiden. Het Tolteekse rijk had net zo’n driedelige structuur als het latere Azteekse. In de 6e—7e eeuw was de stad Tollan (thans Tula) het belangrijkste centrum, met als andere twee hoofdsteden Culhuacan en Otompan. Toen de macht van de Tolteken in de 11e eeuw verviel als gevolg van de vele invallen van de uit het noorden komende halfnomadische Chichimeken e.a. Nahuatlacaanse volken (onder welke als laatste de Azteken) week een groot deel van de Tolteken uit naar Culhuacan en Cholollan (thans Cholula), waar een nabloei plaats vond.
Culhuacan, Coatlichan (in plaats van Tollan) en Azcapotzalco (in plaats van Otompan) werden nu de drie hoofdsteden. Andere groepen drongen door tot in Yucatan, waar zij opgingen in de plaatselijke bevolking (Maya’s). Weer andere groepen bereikten Midden-Amerika, waar zij tot in de huidige tijd hun taal hebben weten te bewaren (Pipil). De Tolteekse elite ging grotendeels op in de Azteekse, want tussen beide volken vond op grote schaal vermenging plaats. De Azteekse keizers beschouwden zich dan ook als afstammelingen en opvolgers van de Tolteekse. De Tolteekse godsdienst had als centrum de verering van Quetzalcoatl (god van de wind, van de vruchtbaarheid) en Tlaloc (regengod) en droeg een agrarisch stempel. Aanzienlijke overblijfselen van hun cultuur worden aangetroffen in Chichén-Itza, Teotihuacan en Tula.
LITT. E.R.Wolf (red.), The valley of Mexico (1976); R.A.M.van Zantwijk, Handel en wandel van de Azteken (1977); N.Davies, The Toltecs until the fall of Tula (1977).