Spaanse stad, hoofdstad van de gelijknamige prov. (15368 km2, 469000 inw.), op een granietplateau, 45000 inw. Toledo heeft een grote wapenfabriek, zijde- en levensmiddelenindustrie.
Het centrum vormt de kathedraal (13e-16e eeuw; gebrandschilderde ramen, koorbanken, schatkamer, kloostergang). Ten oosten van de kathedraal lag vroeger het beroemde Alcazar (in de Burgeroorlog verwoest). Van de kerken moeten genoemd worden San Tomé, San Juan de los Reyes (kloosterkerk, 15e eeuw), San Vicente, Santa Maria la Blanca (13e eeuw; vroeger een synagoge) en El Christo de la Luz (10e eeuw; vroeger een moskee). In de verschillende kerken vindt men schilderijen van El Greco. De stad is nog omgeven door wallen, deels uit gotische, deels uit de Moorse tijd. Voorts paleizen, poorten, bruggen en oude huizen.
GESCHIEDENIS
Op de plaats van Toledo lag een Iberische nederzetting, die in 192 v.C. Romeins werd (Toletum). In 534 werd Toledo zetel van de Wisigotische koningen, centrum van de christelijke (Mozarabische) cultuur. In 712 kwam Toledo in handen van de Arabieren. In 1085 is Toledo veroverd door Alfons VI van Castilië, die het tot zijn hoofdstad maakte. Filips II verplaatste zijn regeringszetel naar Madrid (1561), daarna raakte de stad in verval.
LITT. C.Crastre, Tolède au coeur de l’Espagne (1956); G.Gomez de la Serna, Toledo (1963); J. Munoz-Jimenez, Los montes de Toledo (1976).