(stopte toe, heeft toegestopt),
1. heimelijk doen toekomen, stilletjes geven;
2. (door opvulling) dichtmaken; (fig.) zijn oren -, niet willen luisteren; iemand de mond toestoppen, hem het zwijgen opleggen; (ook) hem omkopen om te zwijgen; 3.toedekken: zich goed -, met een deken enz., tegen de kou.