(schoot toe, heeft en is toegeschoten),
1. snel of plotseling naderbij komen;
2. snel of plotseling komen toevloeien: bij het aanleggen van het kind schiet de melk toe, komt in de borsten;
3. (gew.) voldoende hebben aan, rondkomen met: met duizend frank kan ik niet toeschieten; (ook) toeleggen op; (gew.) met aarde dichtwerpen: een gracht (ook) gevuld worden.