(legde toe, heeft toegelegd),
1. extra geven, subsidiëren, toegeven: de overheid legt toe op elke treinreis; (vandaar) te kort komen (bij): ik moet er geld op toeleggen;
2. het op, aansturen, het aanleggen, het gemunt hebben op: het op iemands leven toeleggen; zich op iets toeleggen, zich met grote ijver ermee bezighouden;
3.dichtleggen, sluiten: een graf toeleggen, de steen erop leggen.