(kwam toe, is en heeft toegekomen),
1.zenden: doen of laten toekomen;
2. (met aan) het genoemde punt of stadium bereiken: de meeste roeiers komen nooit toe aan het werkelijk racen;
3. voldoende hebben, rondkomen: ik zal met dit geld wel toekomen; hij komt met weinig toe, hij heeft niet veel uitgaven;
4. toebehoren: dit komt me toe; ere wie ere toekomt.