[Assyrisch: Toekoelti-apil-ešarra, mijn toeverlaat is de erfzoon van (de tempel) Esjarra (de god Ninoerta)], naam van drie koningen van Assyrië.
Tiglat-Pileser I (ca.1115 v.C.-1077 v.C.), de laatste grote koning van het Middelassyrische Rijk, voerde oorlogen tegen o.a. de volken van de Zagros, de Naïrilanden en de Moesjki. In het oosten van het rijk woedde een verbitterde strijd met de opdringende Arameeërs. Tiglat-Pileser stootte door tot de Middellandse Zee en ontving tribuut van Byblos en Sidon. Tegen het einde van zijn regering rukten de Arameeërs op tot voor Assoer. Tiglat-Pileser liet in Assoer o.a. de Anoe-Adad tempel, het koninklijk paleis en de stadsmuur bouwen. Hij legde zijn bibliotheek aan, waar naast veel litteraire teksten verzamelingen van oude Assyrische teksten, zoals de hof- en haremedicten en wetten, werden bewaard.
De uitvoerige annalen en talrijke inscripties geven een goed beeld van de daden van deze koning. Tiglat-Pileser II (ca.966 v.C.-935 v.C.), regeerde in een duistere periode van de Assyrische geschiedenis. Van hem is vrijwel niets bekend.
Tiglat-Pileser III (ca.745 v.C.-727 v.C.), een van de belangrijkste vorsten van het Nieuwassyrische Rijk, was een groot veroveraar en organisator, die Assoers suprematie herstelde. In het OT wordt hij Poel(oe) of Pul genoemd (2 Kon. 15-19). Hij onderwierp de Meden en de volken van Parsoe in het oosten. Oerartoe, Noord- en Midden-Syrië en Noord-Israël werden verslagen. Arpad (741 v.C.) en Damascus (732 v.C.) werden ingenomen. Van 734 v.C.-733 v.C. viel Tiglat-Pileser Noord-Israël aan (2 Kon. 15-29), waar koning Pekach werd vermoord door de pro-Assyrische Hosea.
Karkemisj, Hama, Ammon, Moab, Edom en de Fenicische en Filistijnse steden betaalden tribuut aan Tiglat-Pileser. Judea, onder koning Achaz, werd zijn vazal. Na militaire acties tegen de Chaldeeën en Aramese stammen werd hij in 729 v.C. ook koning van Babylon. Hij is bekend door zijn reorganisatie van het leger en doordat hij velen uit de door hem onderworpen volkeren deporteerde. Zijn inscripties en reliëfs zijn erg gehavend, doordat zijn paleis in Kalach werd ontmanteld voor de bouw van dat van Esarhaddon.
LITT. E. Weidner, Die Bibliothek Tiglathpilesers I. (Archiv für Orientforschung 16, 1952); E. Weidner, Die Feldzüge und Bauten Tiglathpilesers I (Archiv für Orientforschung 18 en 19, 1957-59); R.D. Barnett en M. Falkner, The sculptures of Tiglath-Pileser III (1962); A.K.
Grayson, Assyrian royal inscriptions II (1976); M.T. Larsen (red.), Power and propaganda IV (1979).