[Fr.], v. (-en), vermindering tot op één derde; het betalen van slechts een derde van een (vervallen) staatsschuld, rente.
Bekend is de tiërcering van de Ned. staatsschuld in 1810 (Franse tijd), gehandhaafd in 1814, doordat 2/3 van de staatsschuld ‘uitgestelde schuld’ werd, waarvan geen rente betaald werd, en 1/3 ‘werkelijke schuld’, waarvan wel rente werd betaald; elk jaar zou f 4 mln. van de werkelijke schuld afgelost worden en een zelfde bedrag uitgestelde schuld zou werkelijke schuld worden. Het zou aldus 300 jaar duren eer de schuld afgelost was. Tijdens koning Willem I werd dit ‘bankroet’ opgelost door de uitgestelde schuld tegen beurskoers (6,8%) inwisselbaar te stellen tegen ‘werkelijke schuld’.