Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Thorbecke

betekenis & definitie

Johan Rudolf, Ned. politicus, *14.1. 1798 Zwolle, ♱5.6.1872 ’s-Gravenhage. Thorbecke studeerde letteren in Amsterdam en Leiden.

In Duitsland bezocht hij van 1820—24 verschillende universiteiten en studeerde daar o.a. bij Eichhorn en Von Savigny, grondleggers van de historische rechtsschool. Van 1822-24 was hij privaatdocent geschiedenis te Giessen en Göttingen. In 1825 werd hij hoogleraar politieke en diplomatieke geschiedenis en statistiek te Gent en in 1831 te Leiden. De Aanteekening op de grondwet (1839) toont Thorbeckes overgang naar het liberalisme. In 1840 werd hij door de Staten van Holland in de Dubbele Kamer gekozen, die na de afscheiding van België het nieuwe ontwerp-grondwet moest beoordelen en hij stemde tegen alle bepalingen. In zijn rede Over het hedendaagsche staatsburgerschap (1844) toonde hij zich voorstander van algemeen stemrecht.

Thorbecke diende in datzelfde jaar met acht andere liberalen het voorstel van de negenmannen in tot grondwetshervorming, dat echter met 34-21 stemmen werd verworpen. Op 17.3.1848 werd hij voorzitter van de commissie tot herziening van de grondwet. Het ontwerp van deze commissie leidde tot de ontwikkeling van de voor de parlementaire democratie in Nederland zo belangrijke grondwetsherziening van 1848. Tijdens het eerste ministerie-Thorbecke (1849—53) kwamen belangrijke organieke wetten tot stand zoals Provinciewet, Gemeentewet, Kieswet en vele andere. De Aprilbeweging maakte een einde aan dit ministerie. Het tweede ministerie Thorbecke (1862—66) bracht o.a. de wet tot afschaffing van de slavernij in West-Indië, een nieuwe tariefwet, de wet die leidde tot het ontstaan van de HBS, de wet betreffende de Ned.

Bank, wetten op het graven van het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg, de Comptabiliteitswet en de wet tot afschaffing der gemeenteaccijnzen. Thorbecke kwam ten val door een scheuring in de liberale partij over het Cultuurstelsel. Toen bij de mobilisatie (1870) bleek dat de Ned. defensie in deplorabele toestand verkeerde, werd Thorbecke in 1871 opnieuw premier (derde ministerie-Thorbecke, 187172). Werken: Über das Wesen und den organischen Charakter der Geschichte (1824), Bedenkingen aangaande het regt en den staat (1824), Parlementaire redevoeringen (6 dln. 1856—70).

LITT. S.van Houten, De staatsleer van Thorbecke (1872); W.Verkade, Overzicht der staatk. denkbeelden van Thorbecke (1935); C.W.de Vries, De ongekende Thorbecke (1950); I.J.Brugmans, Thorbecke (1958); L.W.G.SchoIten, Voetstappen van Thorbecke (1966); W.Verkade, Thorbecke als Oost-Nederlands patriot (1974).

< >