Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Thermostaat

betekenis & definitie

m. (-staten),

1. afgesloten ruimte waarbinnen men een bepaalde temperatuur zeer nauwkeurig constant kan houden;
2. voor temperatuurwisselingen gevoelig apparaat voor het regelen van de temperatuur in een ruimte.

Een thermostaat bestaat uit een geschikte thermometer die aan een regulator, de thermoregulator, is gekoppeld. De toegepaste thermometer kan berusten op uitzetting, hetzij van gassen, hetzij van vloeistoffen, die op één of andere wijze de energietoevoer in de vorm van warmte beïnvloeden (afsluiten of openen). Een andere methode berust op de ongelijke uitzetting van een tweetal op elkaar bevestigde plaatjes metaal met verschillende uitzettingscoëfficiënt (bimetaal). Door verwarming wordt dan een kromming veroorzaakt die een elektrisch contact kan openen of sluiten waardoor de energietoevoer in de vorm van een elektrische stroom wordt beïnvloed.

Veel toepassing vindt de vloeistof thermostaat, een hoeveelheid vloeistof die op constante temperatuur wordt gehouden en waarmee men voorwerpen, die men nauwkeurig op een constante temperatuur wil houden, kan omspoelen. Als vloeistof neemt men meestal water (tot 100 °C) of olie (tot 250 °C). Met een goede regulator kan de vloeistof tot op 0,001 °C constant worden gehouden. Voor hogere temperaturen maakt men gebruik van gesmolten zouten of gesmolten metalen, en voor zeer lage temperaturen (tot 1 K of -272 °C) van kokende, vloeibaar gemaakte gassen.

< >