[→Gr. theoria, beschouwing, onderzoek], v. (-ën),
1. systeem van begrippen en inzichten ter ordening van waargenomen feiten of verschijnselen op een bepaald wetenschappelijk gebied (e): een – opstellen, verdedigen;
2. geheel van de grondregels van een kunst of techniek, leer daarvan: de – van het zeilen;
3. onderwijs in dergelijke grondregels; vandaag hebben we –;
4. opvatting volgens de leer, niet volgens de praktijk: in – lijkt dat heel gemakkelijk.
(e) De waarde van een theorie bestaat in haar bruikbaarheid voor het verschaffen van inzicht in het verloop van de feiten. Is zij door de ervaring (→empirie) nog niet voldoende bevestigd, dan spreekt men wel van →hypothese. Aangezien echter alle inductieve kennis een onzekerheidsfactor blijft behouden, is het onderscheid tussen hypothese en theorie slechts gradueel.
In de sociale wetenschappen is theorievorming vaak problematisch, doordat het menselijk gedrag zo complex en veranderlijk is, dat nauwkeurige wetmatigheden vaak niet te geven zijn en men zich moet beperken tot observaties, beschrijvingen en pogingen tot interpretatie. Veel oudere theorieën zijn onhoudbaar gebleken. Zij werden voortijdig opgesteld, gingen uit van beperkte gegevens, of berustten op maatschappelijke vooroordelen. Een bekend voorbeeld is de theorie van de aangeboren minderwaardigheid van het zwarte ras: bij intelligentietests werd b.v. voorbijgegaan aan de vaak geringere scholing van de zwarte proefpersonen.