hoofdpersoon van de gelijknamige Middelnederlandse Marialegende op rijm (14e eeuw). De tekst is bewaard gebleven in het Hulthemse handschrift.
De priester Theofilus, raadsman van de bisschop, is een vroom man zonder hoogmoed. Hij weigert een bisschopszetel. Hij raakt in ongenade ten gevolge van laster en de bisschop zendt hem weg. Van zijn vertwijfeling maakt de duivel gebruik. In ruil voor zijn ziel brengt deze hem weer in aanzien. Maar Theofilus krijgt berouw en weet zich met de hulp van Maria te bevrijden.
De stof is het eerst bekend in de exempels. Vandaar ontstonden zelfstandige bewerkingen in vele talen. Het motief van het verbond met de duivel is ook bekend uit de Mariken van Niemeghen en vooral uit de Faustsage. Als Mariamirakel heeft het verhaal een sterke overeenkomst met de Beatrijs. Uitgave: door R.Roemans en H.van Assche (1960).