Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Theaterwetenschap

betekenis & definitie

v., wetenschap die zich het onderzoek naar het theater in al zijn verschijningsvormen tot doel stelt. De theaterwetenschap kent drie hoofdrichtingen:

1. de theaterkunde;
2. de theatrale mediakunde en
3. de theatrale spelkunde. De theaterkunde (waarmee tot voor kort de theaterwetenschap als geheel werd vereenzelvigd) onderzoekt enerzijds de geschiedenis, de wetten en het wezen van het drama, anderzijds de verwezenlijking daarvan op het toneel naar stijl en wetmatigheden. Daarbij staat niet de tekst, maar de vertoning centraal. De theaterkunde gold lange tijd als een m.n. historisch gerichte stijlwetenschap. Thans is er meer aandacht voor de wisselwerking tussen het theater en de politieke, sociale en economische ontwikkeling en voor de receptie door het publiek. De theatrale mediakunde bestudeert aan welke specifieke eisen een spel moet voldoen als het als televisiespel, als film of als luisterspel wordt uitgebracht. De theatrale spelkunde onderzoekt de didactische en pedagogische mogelijkheden die het theater biedt; spelen, gebaseerd op een actuele maatschappelijke gebeurtenis, vormen vaak het onderwerp van deze onderzoekingen. De theaterwetenschap ontstond ca. 1900 in Duitsland. In Nederland zijn universitaire opleidingen te Utrecht (1961), Amsterdam (1964) en Leiden (1966); andere zijn in voorbereiding; in België aan de universiteiten te Louvain-la-Neuve en te Antwerpen en aan het Nationaal Instituut voor Toneelkunst te Brussel. Aan de Europese universiteiten omvat deze studie hoofdzakelijk theatertheorie en -geschiedenis. De ‘drama departments’ in Engeland en de VS geven ook een praktische opleiding. In Europa wordt deze door de toneelscholen verzorgd. De afgestudeerde in de theaterwetenschap heeft de volgende beroepsmogelijkheden: dramaturg of criticus voor toneel, televisie, radio of film; docent aan een toneelschool; cultureel beleidsmedewerker aan een museum; onderzoeker.

LITT. A.Kutscher, Grundriss der Theaterwissenschaft (2e dr. 1949); C.Niessen, Handbuch der Theaterwissenschaft (3 dln. 1949-58); D.G.James; The universities and the theatre (1952); H.H.J.de Leeuwe, De wetenschap van het toneel (1957); D. Diederichsen; Theaterwissenschaft und Literaturwissenschaft (1966); D.Steinbeck, Einleitung in die Theorie und Systematik der Theaterwissenschaft (1970); J.Klünder, Theaterwissenschaft als Medienwissenschaft (1971); H.Knudsen, Methodik der Theaterwissenschaft (1971); M.Wekwerth; Theater und Wissenschaft (1972).

< >