William Makepeace, pseud.: M.A.Titmarsh, G.S.Fitz Boodle, Engels schrijver, *18.7.1811 te Calcutta, ♱24.12.1863 te Londen. Thackeray studeerde te Cambridge, reisde in Duitsland en maakte kunststudies te Parijs en Rome.
Na zijn huwelijk (1836) vestigde hij zich te Londen. Hij verloor zijn geërfde vermogen door enkele mislukte ondernemingen en door kaartspel, waarna hij door bijdragen aan verscheidene bladen, o.a. de Times en Fraser's Magazine, in zijn onderhoud moest voorzien. Pas met Vanity fair (1848) kreeg hij algemeen erkenning. Hij hield ook lezingen, die gebundeld werden in English humorists (1851) en The four Georges (1855).Belangrijker evenwel waren zijn grote romans, waardoor hij naast Dickens de belangrijkste Engelse romanschrijver ten tijde van koningin Victoria werd. Zijn verhalen worden gekarakteriseerd door een subtiele mengeling van sentimentaliteit, ironie en sarcasme. De meeste romans van Thackeray werden in afleveringen geschreven, waardoor verscheidene een gebrek aan eenheid vertonen. Van 1860—62 was hij redacteur van het Cornhill Magazine, waarvoor hij de Roundabout papers (1860—63) schreef, die zijn grote gaven als essayist tonen, en Lovel the widower (1860). Thackeray schreef ook goede gedichten vol humor en satire, o.a. Bow Street ballads (1848). Werken: The yellow plushpapers (1837), The Paris sketch book (1840), History of Samuel Titmarsh (1841), The Irish sketch book (1843), Notes from a journey from Cornhill to Grand Cairo (1846), The book of snobs (1848), Pendennis (1848—50), Rebecca and Rowena (1849), H.Esmond (1852), The newcomers(1853), The rose and the ring (1855), The Virginians (1857—59).Uitgaven: door L.Melville (20 din. 1901—07); door G.Saintsbury (17 din. 1908); Letters and private papers, door G.N.Ray (4 din. 1945 vlg.).
LITT. G.N.Ray, Thackeray (2 din. 1955—58); G.Tillotson, Thackeray, the novelist (1963); J.Wheatley, Patterns in Thackeray’s fiction (1969).