v./m. (mv.), (ook: witte mieren), Isoptera, een orde van insekten, behorend tot de superorde kakkerlakachtigen (het zijn dus geen mieren; die behoren nl. tot de vliesvleugelachtigen).
Termieten, zijn gekenmerkt door een onvolkomen gedaanteverwisseling. Het zijn middelgrote, slanke insekten; lengte 5—22 mm (geslachtelijke dieren), 2—10 mm (arbeiders), 4—20 mm (soldaten). Zij vormen staten, die een zeer groot aantal individuen omvatten: de onvruchtbare, ongevleugelde, blinde arbeiders en soldaten (de arbeiders zijn het talrijkst en verrichten het werk; de soldaten verdedigen de staat) en de vruchtbare groepen (kasten), in de eerste plaats grootvleugelige mannetjes (spanwijdte tot 9 cm) en wijfjes; er kunnen echter ook kleinvleugelige en ongevleugelde geslachtsdieren optreden.
De stichting van een nieuw nest gaat steeds uit van een grootvleugelig paar (prins en prinses) dat zich ingraaft en de vleugels verliest (de koning en de koningin). Doordat een zeer groot aantal eieren rijpen, zwelt het achterlijf van de koningin enorm op. Deze termietenmoeder wordt door de arbeiders gevoederd; haar activiteiten zijn beperkt tot de eiproduktie. De arbeiders transporteren de eieren naar speciale broedkamers.
Alle soorten termieten (een 2000-tal, merendeels in Amerika, Afrika en Azië) verrichten hun werkzaamheden in het duister; alleen ’s nachts verlaten zij hun verblijfplaatsen en maken soms grote tochten. Ook zijn alle soorten houtvernielers en daardoor soms zeer schadelijk. Zij knagen boomstammen en balken geheel uit, behalve de buitenste laag, die zo dun als papier kan worden, zonder uitwendig een spoor van de inwendige verwoesting te vertonen. Zo heeft Termes lucifugus in Zuid-Frankrijk en Italië grote verwoestingen in gebouwen aangericht. Er zijn ook noordelijker kolonies gesignaleerd (b.v. Hamburg).
Onder de tropische soorten zijn er vele die eigen woningen bouwen. Termes arborum vervaardigt uit fijngekauwd hout een rond of eirond nest tegen een boomtak aan. Termes bellicosus (tropisch Afrika) bouwt uit fijne klei kegelvormige heuvels, die 3-4 m en hoger zijn. Het inwendige van zo’n termietenheuvel bestaat uit talloze holten, kamers en gangen. In het benedenste gedeelte bevindt zich het bevruchte wijfje in een afzonderlijk verblijf (cel). Daaromheen liggen de kamers en gangen die dienen als broedplaatsen van de eieren, als verblijfplaatsen van de larven en als voedselopslagplaats. De buitenste lagen, die als een mantel het inwendige omgeven, zijn bijzonder hard.