F.C., eigenlijk: Reijnier Flaes, Ned. letterkundige, *14.1.1902 Den Helder. Terborg studeerde rechten te Utrecht en was vervolgens werkzaam in diplomatieke dienst.
Als dichter en novellist debuteerde hij in 1932 in Helikon en Forum. Hij was bevriend met Slauerhoff. De spanning tussen de zin van leven en dood, vervreemding en eenzaamheid zijn de hoofdmotieven in Terborghs werk. Vanaf 1967 werkte hij regelmatig mee aan het tijdschrift Raster. In 1971 werd hem de Constantijn Huygensprijs toegekend. Werken: poëzie: Padroëns (1958, herdr. als Abyla, 1969), Kusten (1973); proza: De condottiere en andere verhalen (1940), Het gezicht van Peñafiel (1947), De meester van Laërtes (1954), Sierra Solana (1962), De Turkenoorlog (1964), Odysseus’ laatste tocht (1970). Uitgaven: Verhalen (1971); Verzameld werk (4 dln. 1975—77).