m. (-s), waterof vochtspanningsmeter.
Een tensimeter bestaat uit een op zekere diepte (boven het freatisch vlak) in de bodem gebrachte, met water gevulde, pot van poreus aardewerk, die verbonden is met een bovengrondse manometer. Uit de poreuze pot wordt zo lang water in de grond gezogen, totdat een evenwicht is bereikt. De manometer geeft dan een onderdruk aan, waaruit de vochtspanning van het bodemvocht kan worden afgeleid. Een tensimeter is alleen bruikbaar in het vochtspanningstraject 0–500 cm waterkolom. Elektrische meetmethoden, berustend op weerstandsmetingen aan zgn. nylonelementen, vinden meer toepassing aangezien deze ook in drogere gronden bruikbaar zijn. Ook met de zgn. neutronensonde kunnen vochtspanningen zeer nauwkeurig worden gemeten.