Zuidned. schilder en prentkunstenaar, *15.12.1610 Antwerpen, †25.4.1690 Antwerpen; zoon en leerling van David Teniers de Oude, schoonzoon van Jan Brueghel de Oude. Teniers, die in 1632 vrijmeester werd, kopieerde aanvankelijk andere meesters.
In 1644 wordt hij genoemd als deken van het Sint-Lucasgilde te Antwerpen. Sinds 1651 was hij conservator van de belangrijke kunstverzameling van aartshertog Leopold Wilhelm, sinds 1656 van diens opvolger Don Juan van Oostenrijk. Voor koning Filips IV van Spanje schilderde Teniers vele werken. Aan de talrijke opdrachten kon hij voldoen door zijn ongelooflijk vlotte penseel. Toch behielden zijn werken een boeiende inhoud; zij geven een treffend beeld van de Vlaamse volksziel, die hij o.a. in kermisscènes en boereninterieurs wist uit te beelden. Interessant zijn daarnaast de schilderijen van interieurs van schilderijenzalen, die vele te herkennen werken tonen en zodoende een unieke kunsthistorische documentatie vormen.
In 1660 graveerde Teniers 244 schilderijen uit het bezit van de aartshertog onder de titel Theatrum pictorium. Met de jaren onderging zijn koloriet een verandering: aanvankelijk was de tint goudachtig bruin, later werd zijn werk meer helder van toon, gemengd met blauw en grijs met een parelachtige glans. Teniers stond in nauwe relatie tot Rubens. In 1663 stichtte hij te Antwerpen de nog bestaande academie, die de taak van het middeleeuwse gilde inzake de opleiding van jonge kunstenaars voor een belangrijk deel zou overnemen. Teniers had vele leerlingen en navolgers, waardoor veel van hun werken op zijn naam staan.
LITT. S.Speth-Holterhoff, Les peintres flamands de cabinets d’amateur au 17e siècle (1957); W.von Bode, Die Meister der holländischen und flämischen Malerschulen (2e dr. 1958).