[Ital.], o. (-’s, tempi),
1. de betrekkelijke snelheid waarmee een (deel van een) muziekstuk wordt uitgevoerd; ook van bewerkingen en gebeurtenissen, of onderdelen ervan, die elkaar opvolgen: dat tempo kan men niet volhouden;
2. (schaakspel) relatieve vordering per zet: een tempo achter raken;
3. (pregn.) snel tempo, vaart: er zit geen tempo in;
4. handeling of verrichting als onderdeel van een samengestelde handeling: in verschillende tempo’s.
Als norm voor het tempo neemt men de hartslag van de mens (ca. 60–80 slagen per min); in de muziek als andante aangeduid. Meer tijdeenheden per min worden o.a. als snel (allegro) resp. zeer snel (presto) aangegeven, minder tijdeenheden als langzaam (b.v. largo) of zeer langzaam (adagio). Na een tempoverandering geeft men terugkeer naar het oude tempo aan met a tempo. Wanneer een tempoaanduiding ontbreekt, zal men uit het notenbeeld en het karakter van het stuk het juiste tempo moeten bepalen. Door middel van een metronoom kan een componist het door hem gewenste tempo exact vastleggen.
LITT. G.Brelet, Le temps musical (2 dln. 1949); C.Sachs, Rhythm and tempo (1953); I.Hermann-Bergen, Tempobezeichnungen (1959).