v., wetenschappelijke arbeid die zich ten doel stelt een werk, vooral uit de tijd vóór de boekdrukkunst, in zijn oorspronkelijke vorm te herstellen.
De tekstkritiek vormt een belangrijk onderdeel van de filologie. Zij is het meest ontwikkeld op het gebied van de klassieke studiën. Haar beginselen zijn echter ook geldig buiten dit gebied. De tekstcricus vergelijkt de handschriften waarin het werk is overgeleverd en tracht hun waarde en onderlinge verhouding te bepalen (recensio). Verder kunnen oude vertalingen en commentaren, alsook imitaties en citaten bij latere auteurs van nut zijn. Indien al deze middelen ontoereikend zijn om een bedorven lezing te verbeteren of een verloren woord te herstellen, tracht men door een proces van divinatie (gissing) uitgaande van een grondige vertrouwdheid met de denkwijze en dictie van de auteur, uit te maken wat deze onder de gegeven omstandigheden heeft geschreven.
Heeft zo een gissing (conjectuur) algemene instemming verworven, dan heet zij een emendatie en wordt zij in de tekst opgenomen. In zijn kritisch apparaat (apparatus criticus) aan de voet van de bladzijden vermeldt de uitgever de verschillende lezingen van de handschriften, benevens andere bijzonderheden, die voor de tekstconstitutie van belang zijn. De paleografie is dus voor de criticus onontbeerlijk.
LITT. M.J.M.de Haan, Enige aspecten van de tekstkritiek van Middelnederlandse teksten (1973); E.J.Kenney, The classical text, aspects of editing in the age of the printed book (1974).