m. (-s), veelal dun en vierkant bouwelement voor bedekking en bekleding van vloeren, wanden of bestrating van b.v. trottoirs, dan wel, indien van glas, voor (inbouw in) vloeren, muren, luifels.
KERAMISCHE INDUSTRIE
Eenvoudige ongeglazuurde vloeren wandtegels worden van verschillende kleisoorten, al of niet onder toevoeging van kleurende bestanddelen, b.v. ijzeroxide, vervaardigd (plavuis, estrik). Geribde tegels worden meestal geperst met strengpersen met geprofileerd mondstuk; zo ook splijttegels die over de dikte gespleten worden tot twee dunnere tegels. Siertegels voor vloeren en wanden worden meestal vervaardigd van zuiverder kleisoorten, waaraan kleurende stoffen zijn toegevoegd. Zij worden in de regel droog geperst uit poedervormige grondstoffen, die slechts 5-6 % vocht bevatten. Indien de tegels geglazuurd worden, geschiedt het opbrengen van de glazuurmassa doorgaans machinaal.
Vloertegels zijn meestal ongeglazuurd en bij hoge temperatuur tot sintering gebakken (de ‘dubbelhardgebakken tegel’ wordt zwaarder geperst en slechts eenmaal gebakken). Het bakken van tegels heeft plaats in cassetten, waarin zij verticaal met enige tussenruimte opgesteld worden. Dit procédé behoort feitelijk geheel tot de fijnkeramiek. Vuurvaste tegels worden gefabriceerd uit vuurvaste klei, kwarts en veldspaat en bij hoge temperatuur tot volledige sintering gebrand. Hiertoe dient de toevoeging van de smeltpuntverlagende veldspaat. Keramische tegels, zowel verglaasde als niet verglaasde, treft men vooral in de laatste jaren in steeds meer woningen en utiliteitsgebouwen in diverse kleuren en modellen aan.
De beschilderde en geglazuurde siertegels kwamen oorspronkelijk uit Zuid-Europa. Ca. 1500 vestigden tegelbakkerijen zich in de Zuidelijke Nederlanden (Antwerpse majolica) en ca. 1550 in de Noordelijke Nederlanden. Aanvankelijk vervaardigde men daar tegels die sterk op de Zuideuropese leken. Pas tegen 1590 kregen de tegels een eigen Ned. karakter. De hoofdkleur was veelal blauw. Pas tijdens het rococo werd paars de dominerende tint (soms gecombineerd met geel en groen).
Beschilderde tegels werden vaak samengevoegd tot tegeltableaus. GLAS. Glazen tegels worden vervaardigd door persen van gesmolten glas in een vorm. Door de vorm van ribbels te voorzien, kunnen gefigureerde tegels verkregen worden, die ondoorzichtig zijn, doch wel goed doorlatend voor licht. Zij worden gebruikt voor wanden die verstrooid licht moeten doorlaten, b.v. kassen, ateliers, werkplaatsen e.d. Twee tegels tegen elkaar gekit vormen glazen bouwstenen, die goede isolerende eigenschappen hebben.
BETON
Trottoirtegels worden in het algemeen geperst uit betrekkelijk droge beton.
Voor terrassen en tuinpaden worden siertegels vervaardigd. Dikwijls wordt daarvoor als bindmiddel wit cement gebruikt (in plaats van het normale cement, dat grijs van kleur is); soms wordt de bovenste laag uitgevoerd in gewassen grind.
Ten behoeve van speelplekken worden ook tegels in veerkrachtiger rubberachtige materialen uitgevoerd.
LITT. E.Dahmens, Wandtegeltjes (1947); IJ.Kok, De Hollandse tegel (1949); P.Clarijs, Een huis vol tegels (1970); C.H.de Jonge, Ned. tegels (1971); G. Kaufmann, Bemalte Wandfliesen (1973); B.van der Kleij, Keramische technieken (1977); J.M.Westra, Tegelzetten: leer het zelf (2e dr. 1978); D.Korf, Tegels (7e dr. 1979); J.Pluis, Kinderspelen op tegels (1979).