m. (-len), (ook: zaadbal, testikel, testis), mannelijke geslachtsklier, die de spermatozoën (‘zaadcellen’) produceert alsmede een deel van de geslachtshormonen.
Volwassen teelballen hebben ongeveer de grootte van een duiveëi. Zij bevinden zich in de balzak (scrotum of cremasterzak), waar een iets lagere temperatuur heerst dan in de buikholte; dit is van belang voor de vorming van vruchtbare spermatozoën (spermatogenese). Tijdens de ontwikkeling van de mannelijke vrucht ontstaan de teelballen binnen de buikholte en dalen laat in de zwangerschap af tot in de lies en komen pas vlak voor of tijdens de bevalling in het scrotum te liggen. Dit afdalingsproces heet descensus testiculorum; blijft deze achterwege, dan spreekt men van cryptorchisme. Het verwijderen van de teelballen heet orchidectomie (castratie).
