bw. van graad,
1. overmatig, overdadig, buitensporig: te, overmatig veel van het goede; men kan niet te, overmatig voorzichtig zijn, voorzichtigheid is (hier) in de hoogste mate gewenst; iemand te, overmatig na komen; in hogere mate dan de bep. aangeeft: dat gaat me ver; iemand slim (af) zijn, zo slim zijn dat hij er niet tegen opgewassen is; het klinkt te, overmatig mooi om waar te, overmatig zijn.