Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tbr

betekenis & definitie

De TBR voor minderjarigen dient tot heropvoeding (vroeger dwangopvoeding genoemd) en verschilt hierdoor nadrukkelijk van de strafrechtelijke TBR van volwassenen.

Ten aanzien van psychopaten is de T B R een maatregel die de rechter kan bevelen:

1. ten aanzien van daders van strafbare feiten aan wie het gepleegde feit niet kan worden toegerekend op grond van gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van de geestvermogens (ontoerekeningsvatbaarheid; art. 37 WStr);
2. ten aanzien van daders van strafbare feiten bij wie tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van de geestvermogens bestond, zonder dat zij echter ontoerekenbaar waren (de verminderd toerekenbaren). De TBR is alleen mogelijk in geval van misdrijf of overtreding omschreven in artt. 426 lid 2, 432, 433 en 453 lid 3 en 4: symptomatische dronkenschap, bedelarij, landloperij en souteneurschap. Tevens moet het belang van de openbare orde de TBR vorderen. In het eerste geval kan de TBR al dan niet gecombineerd worden met plaatsing in een krankzinnigengesticht gedurende een proeftijd van ten hoogste een jaar. De plaatsing in een krankzinnigengesticht heeft dan voorrang boven de tenuitvoerlegging van de TBR (art. 1 Psychopatenreglement, besluit van 28.9.1928, Stb. 386). In het tweede geval wordt de dader, naast het bevel tot TBR, gestraft met een normale straf. De tenuitvoerlegging van de straf heeft voorrang boven de tenuitvoerlegging van de TBR.

Tot 1928 konden geestelijk gestoorde delinquenten op grond van verminderde toerekeningsvatbaarheid minder zware straffen krijgen dan niet-geestelijk gestoorden. Om te voorkomen dat zij na korte tijd in vrijheid zouden komen, werden de Psychopatenwetten van 1925 ingevoerd (1928 van kracht) die dwangverpleging mogelijk maken (TBR). Formeel is dit geen straf: de rechtsgrond is niet vergelding van schuld, maar bescherming van de samenleving. De TBR geldt volgens de wet voor twee jaar, en kan bij bevel van de rechter op vordering van het OM telkens met een of twee jaar worden verlengd. Dit komt in de praktijk neer op een behandeling voor onbepaalde tijd met periodieke rechterlijke en psychiatrische controle. De onbepaalde duur van de vrijheidsbeneming heeft veel kritiek opgeroepen, evenals het dubbel stigma, dat men iemand geeft door hem zowel ‘misdadig’ als ‘gek’ te verklaren.

De regeling past in feite niet in een schuldstrafrecht (daadstrafrecht). Iemand wordt niet of minder schuldig geacht aan een strafbaar feit, maar moet desondanks meer leed en onzekerheid ondergaan dan wanneer hij ‘toerekeningsvatbaar’ zou zijn verklaard. Het nieuwe wetsontwerp TBR (in 1972 ingediend, nog niet behandeld begin 1980) bevat een aantal verbeteringen ten aanzien van de rechtspositie van de TBR-gestelden. Tegen de verlenging van de TBR zal b.v. hoger beroep mogelijk worden bij een speciale kamer van het hof van Arnhem (thans niet mogelijk). Het ontwerp stelt tevens voor de TBR alleen mogelijk te maken naar aanleiding van misdrijven waartegen een jaar of meer gevangenisstraf is bedreigd. Zij zal dus o.a. niet meer mogelijk zijn voor de overtredingen symptomatische dronkenschap, landloperij, souteneurschap en de minder ernstige misdrijven.

Er komen ruimere mogelijkheden om ook de tot gevangenisstraf veroordeelden in een inrichting voor TBR-gestelden hun detentie te laten ondergaan indien zij daarvoor op grond van gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis in aanmerking komen. De duur van de vrijheidsbeneming zal dan van te voren door de rechter vastgesteld zijn, terwijl bovendien de mogelijkheid van ‘behandeling’ bestaat. Tevens heft het ontwerp de verplichting van de rechter op bij verminderde toerekeningsvatbaarheid naast de TBR-maatregel gevangenisstraf op te leggen.

Na een bevel tot TBR door de rechter beslist de minister van Justitie of betrokkene in een rijksasyl of in een particuliere zorg en waar zal worden verpleegd. Teneinde de voor deze beslissing noodzakelijke informatie te verkrijgen, wordt betrokkene opgenomen in het Pieter Baan Centrum te Utrecht. De duur van de onvoorwaardelijke TBR is afhankelijk van de resultaten die met de patiënt worden bereikt. Wanneer de toestand van de patiënt zich in gunstige zin ontwikkelt, kan hij geleidelijk weer met de maatschappij in aanraking worden gebracht (b.v. verlof onder geleide van een personeelslid, contactgezinnen, verlof zonder geleide, werk bij een particuliere werkgever). Tenslotte kan proefverlof worden verleend. Volgens art. 13 Psychopatenreglement kan de minister van Justitie de verpleging voorwaardelijk of onvoorwaardelijk doen beëindigen.

De beëindiging geschiedt in het algemeen voorwaardelijk. Wanneer proefverlof en het voorwaardelijk ontslag gunstig verlopen, kan de TBR onvoorwaardelijk worden beëindigd. Andere mogelijkheden tot beëindiging zijn een afwijzing door de rechter van de vordering tot verlenging of een besluit van de minister van Justitie. Volgens art. 37d kan de rechter bij TBR het bevel geven dat deze niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten (de zgn. voorwaardelijke TBR). Gronden voor een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke TBR zijn dat de terbeschikkinggestelde gedurende de door de rechter te bepalen proeftijd een strafbaar feit pleegt of gedurende de proeftijd een door de rechter te stellen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd, hetzij dat is gebleken dat hij onvoorwaardelijke verpleging behoeft. Wanneer de rechter bijzondere voorwaarden stelt, geeft hij tevens een opdracht tot het verlenen van hulp en steun.

In België kan TBR door de jeugdrechtbank worden opgelegd aan minderjarigen die schuldig zijn bevonden aan een misdrijf (artt. 37—42 Wet betreffende de Jeugdbescherming van 8.4.1965). Hierdoor wordt de minderjarige toevertrouwd aan de groep rijksgestichten voor observatie en opvoeding. Die maatregel wordt geschorst wanneer de minderjarige onder de wapens is; zij loopt ten einde bij zijn meerderjarigheid. Indien de minderjarige een als misdaad omschreven feit heeft gepleegd, kan de jeugdrechtbank eisen dat de zaak opnieuw wordt voorgelegd vóór de meerderjarigheid om de TBR eventueel te verlengen tot het 25e jaar. Aan de andere kant kan de minister van Justitie de minderjarige die ouder is dan 16 jaar laten opsluiten in een strafinrichting waar hij aan een bijzonder regime onderworpen wordt, jeugdbescherming. Landlopers en bedelaars kunnen door de politierechtbank TBR opgelegd krijgen gedurende ten minste twee jaar en ten hoogste zeven jaar. Voorheen was een dergelijke beslissing zonder verhaal.

Sinds de wet van 6.8.1971 is zij vatbaar voor hoger beroep voor de correctionele rechtbank, die uitspraak moet doen binnen acht dagen. Ook de correctionele rechtbank kan landlopers of bedelaars, die zij wegens een misdrijf of gevangenisstraf van minder dan één jaar veroordeelt, onder TBR stellen om gedurende ten minste een jaar en ten hoogste zeven jaar in een bedelaarsgesticht te worden opgesloten, nadat zij hun straf hebben ondergaan. Recidivisten moeten volgens de wet van 1.7.1964, ter vervanging van de Wet tot Bescherming van de Maatschappij tegen de Abnormalen en de Gewoontemisdadigers van 1930 ingeval van herhaling van misdaad na misdaad (behalve bij een politieke misdaad) na afloop van hun straf gedurende 20 jaar onder TBR worden gesteld. Ingeval van herhaling van wanbedrijf na misdaad, of ingeval van herhaling van wanbedrijf na wanbedrijf (wanneer de vroegere veroordeling ten minste een jaar bedroeg, en het nieuwe wanbedrijf gepleegd werd voordat vijf jaren zijn verlopen sinds de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan, of sinds zijn straf verjaard is) kunnen zij bij veroordelingsvonnis of -arrest onder TBR worden gesteld gedurende 10 jaar na afloop van hun straf, indien deze tenminste één jaar gevangenisstraf bedraagt, en gedurende een termijn van 5—10 jaar, na afloop van hun straf, indien deze minder bedraagt. Dezelfde maatregel kan worden getroffen ingeval van herhaling van misdaad na wanbedrijf en tegenover degene die een aanhoudende neiging tot wetsovertredingen blijkt te hebben. Er wordt geen rekening gehouden met een veroordeling die tot eerherstel aanleiding heeft gegeven. De procedure betreffende de misdrijven die als grondslag van de herhaling gelden, dienen bij het dossier van de nieuwe vervolging te worden gevoegd.

De recidivisten en de gewoontemisdadigers die TBR-gesteld zijn, worden, zo daartoe termen zijn, geïnterneerd in een bij KB aangewezen gesticht. Zij kunnen na drie of vijf jaar na het verstrijken van hun straf, naar gelang de duur van de TBR, opheffing vragen.

< >