Turks dichter en toneelschrijver, *2.1.1852 Istanbul-Bebek, ♰12.4.1937 Istanbul. Tarhan kreeg privé-lessen te Parijs en studeerde aan het Amerikaanse Robert College in Istanbul.
Hij was diplomaat o.a. te Parijs, Bombay, Londen en ’s-Gravenhage. Hij behoort tot de tweede generatie van vernieuwers van de Turkse litteratuur in de zgn. Tanzimat-periode (1839-1908).Hij introduceerde nieuwe metra en rijmschema’s, het vrije vers in de vorm van naturalisme in de thematiek, die hij losmaakte van de traditionele gefixeerde motieven der klassieke Osmaanse poëzie.
De dood van zijn eerste vrouw in 1885 had een beslissende invloed op het latere oeuvre. In zijn bundels Makber (1885; Het graf), Ölü (1885; De dode) en Hadjle (1885; Het bruidsvertrek) was Tarhan geobsedeerd door de dood, en door angst voor verandering. Als dramaturg prefereerde Tarhan een romantisch exotisme met historische inslag.
Omdat zijn toneelstukken onder het regime van sultan Abdoel Hamid II (1876-1909) niet mochten worden opgevoerd, bleef de invloed van Tarhan op de volgende generatie vrij beperkt. Werken: Tarik (1879; Geschiedenis van Andalusië), Esjber (1880), Finten (1918), Sardanapel (1919).
LITT. N. Menemencioğlu e.a., The Penguin book of Turkish verse (1978).