(tapte, heeft getapt),
1. door een tap of kraan laten uitvloeien: bier tappen; (zegsw.) uit een ander vaatje tappen, op een andere wijze te werk gaan, heel anders gaan praten;
2. wijn en sterkedrank in het klein verkopen voor gebruik ter plaatse; (fig.) moppen tappen, vertellen;
3. (fig., van een persoon) verdragen zetten: hij is daar niet getapt, niet in trek, niet populair;
4. (van vloeistoffen) laten vloeien uit: honing tappen; rubberbomen tappen, aftappen; gloeiend staal tappen;
5. (elektrische energie) frauduleus aan een leiding onttrekken: hij heeft zo al heel wat stroom getapt; (gemeenz.) een draad tappen, een telefoon afluisteren.