Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tanker

betekenis & definitie

[Eng.], m. (-s), (ook: tankschip), schip speciaal ontworpen voor het vervoer in bulk van vloeibare of gasvormige lading.Met het oog op de veiligheid tanker géén brandstofleidingen door de ladingtanks met hun gevaarlijke inhoud tanker hebben tankschepen de machinekamer en de brug resp. in en op het achterschip. Tankers zijn op zee altijd aan dit profiel te herkennen.

Behoudens de motorkamer en cofferdammen, die tevens de laad-en lospompen bevatten en brandstof-, wateren ballastruimten (piektanks, dubbele bodem) omvatten, bestaat de gehele romp uit ladingtanks. Afhankelijk van de grootte - en vooral de breedte - van het schip is de laadruimte door 1—4 langsschotten verdeeld, maar in beginsel wordt in ieder geval het isherwoodsysteem met dwarsschotten bij wijze van 'ribben' aangehouden, waardoor de ladingstanks met elk een tankdeksel als laadopening, worden gevormd. Daardoor krijgt elke tank een betrekkelijk klein vrij vloeistofoppervlak, hetgeen de stabiliteit van het schip ten goede komt. Sedert 1969 hebben tanks een dubbele bodem, waarin laad-en losleidingen, brandstof en water kunnen worden gebunkerd. Aan dek hebben alle tanks ontluchtingsleidingen om eventuele gassen uit de lading te kunnen afvoeren. De grootte van tankschepen wordt nog nauwelijks beperkt door de capaciteit van de oliehavens, aangezien men thans gebruik maakt van éénpunts-meerboeien, welke door een leiding over de zeebodem zijn verbonden met tankstations aan de wal, en waarop tankers kunnen afmeren om te laden of te lossen.

Tankers van ca. 500 000 t draagvermogen zijn al lang geen uitzondering meer. Een andere ontwikkeling die in de jaren zeventig goed op gang is gekomen, is het vervoer met tankschepen van chemicaliën, al dan niet op aardoliebasis, en van vloeibaar gemaakte gassen. Daarbij kan het gaan om zeer agressieve chemicaliën, waartegen het materiaal bestand moet zijn. Vele van de gassen worden pas vloeibaar bij zeer lage temperatuur (o.a. aardgas bij -163 oC), een temperatuur waarbij sommige metalen bros worden en dus ongeschikt zijn voor tanks. Bovendien is er dan nog het probleem dat deze tanks na het lossen op die lage temperatuur moeten worden gehouden, omdat het telkens opnieuw onderkoelen oneconomisch zou zijn en het telkens krimpen en uitzetten materiaalmoeheid zou kunnen veroorzaken. Het schoonmaken van tankschepen - tanker-cleaning - als na een reis met ruwe aardolie de tanks gevuld moeten worden met vliegtuigbenzine, is een gevaarlijk bedrijf (explosiegevaar).

Het reinigen geschiedt met oververhitte (180 oC) stoom en/of chemische oplosmiddelen.

GESCHIEDENIS

De tankvaart is vermoedelijk in 1862 begonnen met de Ramsey van een zekere Gibson op het eiland Man: een ijzeren zeilschip met ingebouwde tanks. Wel werd al vroeg in de 18e eeuw in China en Birma olie in kisten met zeilschepen vervoerd en in 1725 vaardigde Peter de Grote voorschriften uit voor het vervoer van olie in bulk op de Wolga. Het eerste stoomschip met ingebouwde olietanks was het Belg. passagiersschip(!) Vaderland, maar deze heeft (evenals zijn twee zusterschepen) nooit olie vervoerd omdat een Amerikaanse wet het vervoer van olie met passagiersschepen verbood. Robert en Ludwig Nobel kochten in 1874 een boorterrein in de Kaukasus, een jaar later een kleine raffinaderij en in 1877 lieten zij in Zweden een ijzeren stoomschip op stapel zetten dat in 1879 in de vaart kwam tussen Bakoe en de Wolga.

Dit eerste tankschip, de ‘Zoroaster’, had geen binnenhuid, de olie stond onmiddellijk tegen de scheepswand aan.

LITT. F.C.Gerretson, De geschiedenis der ‘Koninklijke’ I (1932); W.A.Bakker en Tre Tryckare (red.), Van raderboot tot atoomschip (1965); R. G.Wooler, Marine transportation of L N G and related products (1975).

< >