v. (mv.), samenvattende ben. voor aandoeningen van de gebitselementen, ziekten van het parodontium en afwijkingen van de gebitsbogen.De meest voorkomende aandoeningen zijn cariës en haar gevolgen, parodontose en afwijkingen van de normale vorm van gebit en kaken. Als het tandbederf het merg (pulpa) van de tand of kies nadert, ontstaat een chronische ontsteking, die na enige tijd overgaat in een acute tandmergontsteking (pulpitis).
Deze gaat meestal gepaard met heftige pijnen, een gevolg van op de zenuwen uitgeoefende druk. Dezelfde druk bespoedigt het versterf van het tandmerg. Aansluitend ontstaat meestal een ontsteking van de kaak buiten de wortelpunt. Veelal draagt deze ontsteking een chronisch karakter; het beenweefsel wordt geresorbeerd en vervangen door granulatieweefsel (granuloom). Door verschillende oorzaken kunnen dergelijke chronische processen plotseling verergeren en in een etterige ontsteking overgaan. Ook kunnen zij aanleiding geven tot het ontstaan van een cyste (kaakziekte).
Veel algemene ziekten kunnen gepaard gaan met verschijnselen in de mond. Vooral de elementen die zich tijdens het doormaken van een ziekte nog in het stadium van ontwikkeling bevinden, kunnen blijvende misvormingen (m.n. van het glazuur) krijgen. Verreweg de meest voorkomende ziekte van het parodontium is de parodontose (in verschillende vormen). Een onregelmatige tandstand kan erfelijk bepaald zijn; andere oorzaken zijn: onvoldoende kauwfunctie, voortijdig verlies van de melkkiezen, slechte gewoonten als duimen. Cariës en voortijdige tandwisseling leiden door opschuiving van de blijvende kiezen tot ruimtegebrek voor de valse kiezen (gebit). Bij onregelmatige tandstand is het gebit moeilijk te reinigen, hetgeen niet alleen meer cariës tot gevolg kan hebben, maar ook tot verhoogde afzetting van tandsteen en het ontstaan van tandvleesontsteking leidt; dit kan, in combinatie met de ongelijkmatige belasting van de elementen, het ontstaan van parondotose bespoedigen.