m. (mv.), Odontoceti, een onderorde van zoogdieren, behorend tot de orde walvissen, gekenmerkt door het bezit van goed ontwikkelde tanden en relatief geringe grootte (uitgezonderd de potvis).De bek van de tandwalvissen kan tot 260 tanden bevatten, het hoogst bekende aantal onder de zoogdieren; enkele soorten daarentegen hebben maar heel weinig tanden (één paar of enkele). De andere onderorde, nl. de baleinwalvissen, heeft geen tanden maar baleinen in de bek.
De tandwalvissen voeden zich met zoogdieren, vissen en inktvissen. Deze onderorde omvat ca. 80 soorten. De familie dolfijnen vormt de belangrijkste en soortenrijkste groep. Zoetwaterdolfijnen (Platanistidae) komen voor in grote rivieren van Zuiden Oost-Azië, Zuid-Amerika en Zuidelijk Noord-Amerika. Van de Ned.Belg. kust zijn 16 soorten tandwalvissen bekend. De spitsdolfijn, Mesoplodon bidens, en de butskop behoren tot de spitsdolfijnen (Ziphiidae), die gekenmerkt zijn door 1—2 paar tanden, alleen in de onderkaak.
De potvis is de grootste onder de tandwalvissen (maximum 26 m lang); de verwante dwergpotvis, Kogia breviceps, wordt 4 m lang. De witte dolfijn of beloega, Delphinapterus leucas, van de wateren rond de Noordpool, is in volwassen staat geheel wit. De mannelijke narwal heeft een lange stoottand. Tot de familie dolfijnen behoren verder de tuimelaar, de roofzuchtige orka, de griend en de vroeger aan de Noordzeekusten zeer algemene bruinvis, walvisachtigen.
LITT. W.H.Dudok van Heel, Dolfijn, hoe doe je het? (1970); W.F.J.Mörzer Bruyns, Field guide of whales and dolphins (1971); W.Gewalt, Der Weisswal (1976).